ze nooit. Maar nee, zelfs de zon kon haar niet aan noch bekoren en
besloot te gaan.
Voorheen genoot ik in volle teugen van de vruchten uit haar schoot.
ontstolen bladerde ik lustig in haar gedachten. Trof daar olijk
spinsel, waarin ik mij met plezier verwarde.
Er klonken altijd vreemde noten, naast al dat klein noot dat haar
hoofd tooide.
Ze stamde uit goede aarde, wortelde dieper dan verwacht. Ontsloot in
woorden uitgedrukt een hemelse gedachte, iets wat je bij bomen wel
vaker hoort; ruisen tot het dooft. Dan wist je de wind die huilde of
miste je gewoon haar geluid dat met zoete geur omgeven ooft?
Ik woon nog graag in dromen waarin zij hoorde hoe spelender wijs in
woorden wij samen woonden in haar kroon.