Een legakker uitgerust met wat gewas
het spoort met razende vaart stijfwit
aangevroren gelaten bonte kraag
magertjes een watergangetje
dat daar door zonder verstand
loopt het hoofd verloren
rond nabij een vervelend naar
rond nabij een vervelend naar
dermeeroord waar
koppen snellen bij hoort
koppen snellen bij hoort
is in een klap de onschuld
van het maagdelijk land
verwoord al spelend
mocht een rietje fluitend
door de wind de toonzetten
voor een nieuw begin waar de berk
opslaat en hei stilletjes vergrast
was zij haar schaamstreek voorbij
dat insloeg bij wat klopt op nabij
gelegen verloren hoven
zij die moedeloos afdroop afweek
op doodspoor aangeland bleek
protraheerde de vermoorde onschuld
de reistijd uren lang
de reistijd uren lang
&
nam de vlucht naar boven