Nabij de hofvijver waarin een lely overdreef
stond een ietwat uitgeholde stramme populier
in gelid wat met zijn lid te spelen
een ander was wat sprakeloos getroffen
met het overscheef gaan van de wilg
die er wat welwillend bij stond te wuiven
met hoe uitgemolken en met koeienogen
de kikkers kwakend klaarkwamen
met aan één rijgen van hun eitjes
in snotterige snoeren zover
het reiken kon waren de grote der aarde
vereenderkracht de baasspelend op het podium vereend
in vederenpracht van hun liederlijk gewag makend koeren
dat in samenzang zo schitterend parelde aan de randen
van de plas met het lustig spartelen van hun ledematen
die allemaal zintuiglijk elkander vochtig konden aftuigen
*een helaas verloederde streek in laagland,
waar nog slechts neringdoenden de maat meten
en de dienst uit maken met hun marskramen.