
Dwars door de achterruit blik ik terug op het verleden
het gelopen pad een vergeten spoorvorm ooit heden
een zwarte weg zoals asfalt altijd blinkt in zilverregen
stralend zelfs licht blikt mij dit waardig goed verkregen
ik geef geen krimp met het wit in het midden voor ogen
mij blijkt om een horizon te weten zonder regenbogen
waardig treden de laatste dagen koud naar de jaargrens
mijn geweten tijd is al breeduit op goed geluk een wens
hier vangt een wildspiegel mijn toegeworpen dimlicht
de berm schrikt op bij zoveel haast om voort te snellen
ja dagen korten niet meer met het maagdelijk landschap
op het oog heb ik juist ingeschat een te hoge vistrap
daar ligt de ijsgang weelderig bitterzoet in waterwellen
dit is een ontsnapping in het stroomlint naar einderzicht