
ik zit terugblikkend in het hoge riet
een jongenshand voor lul gezet
speelt zich op lieshoogte klaar
de kuiten roodgeneden op de scherpte
striemend in het ritmisch bewegen
nog aangebonden schaatsen
zij bij elkaar haar handen koud
bevroren witte pluisen wol
haar buik bleek maar minder sneeuw
een vlucht regenwulpen uitgelezen
zij aan zij hij genezen zij ontdaan
het paarde beter in onze dromen
zij baande verdergaand succes
vaderschap en moederszorg
maar met weten van de kilte
die met liefde is omgeven
bleek zij met menstruatiekrampjes
nog aan zijn handen van de eerste keer
het riet in de oever brak er zwom
nu een eendenkoppel in een vredesteken
oppervlakkig is dit een waterspiegel