
uiteengeschreven las ik terug gelezen
als scherven weer tot een geheel
je zag in woorden veelal vlees
wonden waar ik me later over
verwonderde een gebroken taal
teveel en weer veelal te vaak
rustte er de stomme taal
van geestverwanten
later zoveel later alweer
sprak jij mij daarop
aan die tijd is niet mis
mits je het niet verloren
laat staan in de geest van
wie het verleden leest