ik was ® wat uitgesproken over geraakt. Over waarde; wie niets waard is kan waard worden wie waard wordt kan alles worden

dinsdag 26 september 2006

Eikhaas


uitgesplitst naar de rand
toe uiteen een geheel één
plaatjeszwam geschoten
zo veelzijdig als dit geen
één gelijkend mijn eigen
mening ridderlijk niet
eenduidig opvallend
meer dan mij gelijke Posted by Picasa

donderdag 21 september 2006

het kleurt de werkelijkheid in,


"blauwe regen"

de neerslag van jaren
slingert zichtbaar omhoog

langs ieder aangrijpend punt
klautert het licht bewogen

lange lianen tot na jaren
het de bloei hervindt

herschikt in blauwe regen
komt de bloesem tot leven
krachtig eindelijk schoonheid

en tot wasdom draagt
wat van de kiem uit
door de wortel heen

gevoed het innerlijk
behang tot uiterlijk
de rijkdom weer geeft.


donderdag 24 augustus 2006

Ooft en warmoes

Ooft en warmoes

Ik oogst het rot de fruitgaard uit
als levensdoel en lijfsbehoud
en laat het rijp zich schikken
de zon keert daar haar zijde toe
glansrijk ooft er alle rust

Als eerste al dunde ik
het fruit de junirui het krenten
het vele moes-t-er uit

Ik sloop er ook het hout
de waterloot de beursen
tassen het woekerloof

De beurtjaren nam ik op de koop
maar nu ’t mastjaar er in beurt
oogst ik mij rijk aan wilde mannen
ik stoof tot slot
in kruidnagel en brandewijn
tot weeïg vlees voor vruchtgebruik



Ries, 2004

zondag 14 mei 2006

het groter tekorter eindeloos zijn


het groter tekorter eindeloos zijn

aan het kortste eind trekt een levenslijntje
spint daar garen met het enig lot
hoe snoezig toch het schattig wezen
tot leedwezen en deelgenoot met deelname
de tijd verspijt met zachter zijn
op mijn blauwe huid gewatteerd
met lichte wolken

ik loop op het smalle pad
dwaal af en lucht op met ademhalen
uitputtend in mijn lijf de tocht
die zuurstof geeft in al mijn bloedbanen
doorwaadbare plaatsen
waar eens mijn broeder zwom
daar dicht ik nu gaten in het geheugen
van de grote leugen
liefde is een zijlijn van een zenuwbaan
die zelfs een vrouw me niet kan schenken
hun koude thee is als ijsklomp

stampend op mijn slapen
hun handen zijn als smedend staal
het bedrog van teveel vragen
wat ik nooit geven kan
in een notendop vertaald
speelt ieder meisje in hun gedachte
vluchtig met een minnaar en neemt
daar ondertussen het eikenblad
van mijn enkelbanden
laat daar achter een bende

van ongemakken voorzien
stikken op gekwetste plaatsen
ik ruik de geur van madeliefjes
op sterk water en drink het bloedrood
avondschermer met mijn ogen

maandag 27 maart 2006

lui en vadsig op het oog gesteld


lui word je
vadsig aan de zon verslaafd
de bomen hier
stemhebbend voor de lucht
en langzaam dwalen
witte randen langs het blauw
en rustig trekt de schaduw
vreemd genoeg sporen
waar eerst de grond wit
dan gitzwart weer
maar warm wel de krant
op mijn schoot een korte broek
en bijna rood met gesloten ogen

ervaar ik licht als niks meer
dan de domme merel
mekkerend om nog meer
regenwormen
ik staak met schoppen
in de grond en verzet
alleen gedachtegangen

vrijdag 17 maart 2006

Het wordt steeds gekker onderweg


't wordt steeds bonter onderweg

De grote reis van niets
kom en luister
er is volop ruimte
het beste en de sloof
en ik ben oké
de uitgang is immers nabij:

De klok schreeuwt levensgroot
vlak voor vijven om te beginnen
nagenoeg bijna niets blakend rood geel
zitten stangen met de zwartjes
op het perron
trek ik verder de woonwijken door
een kanaalpand heen
overdwars met een rotgang genomen
rijen bomen witte gevels
razen mij voorbij
----------------------------------------------------

Van de broek zit nader dan het hemd
en nog steeds up to date er is nog volop ruimte
op het volgende station in de stoptrein
vult met eerste klas gaatjes in de avondspit

De lege trage kunst strompelt voorlangs
drie dames keurig op een rij tochtig open
wachtstand zeven samen tegen kanker
naargeestig kaal beton skelet trekt mij
voor door de ruigte op een volgelopen bouwkavel

Het kondigt vreemdsoortig verval
met te harde beton platen tegen de kazerne
spuitgasten rukken uit over het gloeiend struweel
wuivend riet achterlatend op een onbedekte plek

een moeder met twee kinderen stormenderhand
de trap genomen papa komt een zoen valt er te halen
hij reist ze tegemoet is hun omhooggaand vertelt

---------------------------------------------------
Verder lijkt alles wel een boekenweekgeschenk
van de tocht valt alles samen langs de kale vlakte
de kaal gevreten leegte
naar het einde wordt alles
vanzelf eindbestemming

Geen afslag voor het oog
dan weer een ondergespoten gevel
het blondje tegen over dommelt
lichtelijk overdreven met haar armen
stevig tegen de borst gekneld
vormt zij een boegbeeld voor even

Het klinkt weer goed in de overspanning
de kauwtjes spannen de kroon er mee samen

het wordt steeds gekker onderweg

dinsdag 14 maart 2006

Sterk water

Op het scherp van de snede
stond in zwart wit te lezen
hoe ontleedkundig goed
muizenissen uitgeplozen raakten

Over de functie van de spier
het bewegingsapparaat
en sterk uitvergroot viel te vrezen
hoe valsheid in geschriften
hier wordt bewezen
met enkele uit elkaar
gehaalde feiten
in goed geconserveerde levenstekenen
zijn het ratjes knagend aan een oud geweten
dit is een documentenfilm uit het verleden

zaterdag 11 maart 2006

Zwart voor de ogen

Zwart voor de ogen

Naar
de kroon gestoken ziet het haar even zwart
zij heeft een doel voor ogen met hem dat uitzicht biedt
zo het nageslacht als alle jaren weer ‘t aanzien geniet
Maar
alsof de hoop vervloog gelijk een etterpuist of vuile wrat
zo schieten kraaienpoten d'r om ‘t hoofd hoogst ongelegen
Waar
net de bouw weer vlot met reiken aan de echtelijke trouw
staat zo op 't botten naar de knoppen haar eigen kroost
Nu 't
met strijd in het hoogspel met de vleugelslagen
schieten paren wel en woest elkaar de veren
Zo
't kraaiennest of eksternest toch weerom naar de haaien
met kijven is geen horst gebaad noch bolwerk te vertrouwen
Verword
het tot takkenbos gelijkend op een wespennest met rotte eieren
gooien is nu hun hoogste doel en krijsend naar de kroon geschoten

Wederom; ’te hoog geschoten het ook vaak mist

woensdag 8 maart 2006

Schakeren


Brak de stilte even op
onderwijl 't licht bij de wijn
klonk vreemd in kelen
over lief hebben te horen
past nu even niet als spijt
of wat morsen dat hoort ook niet
bij het houden
dan maar passen op de plaats
bij tafel werd 't schoorvoetend stiller
nee dit loopt nooit goed af
het is ook geen kwestie
in tegendeel slechts wil

die ontbreekt al tijden
dat hoort nu eenmaal ook daarbij
naar te hopenvalt is daar
verder niets meer op in te brengen
proost en spijt ook
maar zo is leven ook
de lege glazen schenken
aandacht in die zin

dinsdag 7 maart 2006

Stroomlint





op drift geraakt is mijn gevoel
een los geslagen schip
het anker ploegt maar verliest de grip
de bodem woelt in woorden uitgedrukt
te sterk verstrik ik op de dollen
het breekt er uit nabij hoog water

ze zagen bomen uit het bos
de lijven van hun ankers los
ik fietste daar gemoedelijk rond
de boswachter hield mijn staande
op zijn woord het is niet meer gezond
en trapte door gelovend op zijn woord
zag ik orde op zaken rechtlijnig weer aan

de boot is de vluchthaven in gesleept
en de rivier kalmeerde binnen het krib
de kettingzagen hebben het afgelegd
ik zie weer bomen door het bos gespaard
een waterlijn de oogst en oude hout

het eigeel smaakte
aanstond goed doorbakken
mijn vrouw vroeg verder en reikte mij
haar hand wij lopen door het ooibos
later schijnt een kinderlijkje aangespoeld
met vlot trekken kwam ook het schip op drift

de tandeloze maagd



de tandeloze maagd
vreemde namen om je heen
gebroken door het licht geschreven
staan waslijsten
als boodschappenbriefjes
naast elkaar uitgekankerd
bleke letters glashelder
er dwars doorheen schijnend
bosgezicht cirkelt om haar leven

vreemde namen om je heen

dit was nooit zo vanzelfsprekend
tot ik haar naam zag staan
vanaf dat jaartal was ze weggebleven
al staat die datum goed geëtst
vervaagd het door de jaren


vreemde namen om je heen

je rust elders naar je wens
maar met deze transplantatie
ben je meer dan leger
een tandeloze maagd
van dit geweten


vreemde namen om je heen

ik vroeg me af
sta je hier nu goed uitgebeeld
of spreek ik mezelf tegen

woensdag 1 maart 2006

Onderhuids

ze placht op ieder korrel zout te letten
de beweging van een simpel handgebaar
bracht al verdachtmakingen tot leven

een argusoog belezen en wel
ter bescherming omarmde zij zijn woorden
de achterdocht was een afgeleide zin

ze leefde onderhuids in de verdenking
toch liet de vrije teugel speelruimte
die ze uiteindelijk zelf verkoos
liever dan de banden
die zij hem toewierp

hij onwetend los gelopen
snelde weg

dinsdag 28 februari 2006

Voor op de groei

Rondom in het glas gezet
zwemmen vissen
en voor mij uit de jeugd
weerspiegelende tijd
in het eigen bloed

het ontgroeit mij halverwege
het gesprek
ergens ontwaar ik twee volwassenen

mensen zijn het tegen over mij
beluister ik nog speelgoed
hun handen zijn gelijk de mijne
gevat gewezen ouder

maandag 27 februari 2006

woede

woede

Als met blaren in je schoenen voort te schrijden
zo brandend kan het zijn van het gevoel
om op leren zolen van het geheugen opnieuw
te leren lopen gesmeed tegen de slijtage slag
de staalharde leugen
met het klikken aan te horen
waar de hak met het beslag
te hard de grond treft
raakt het uitgeput de nagalm tegen de blinden
de gesloten kozijnen als holle ogen van de tijd
zwijgen waar het geluid de straat uit sterft

woensdag 22 februari 2006

Sluipwegen

Een route door je bovenkamer
met een opgeruimd gemoed
laag voor laag op het gevoel

afgetast geweten als behang
veel oude tijden aangeplakt
op wanden van 't blindgeleide

leve de overloop 'n stille getuige
wenkt en ziet af van gebaande wegen

oud is zeer wel gelegen uitzicht
de trap kraakt gaande weg
het portaal verademt weer

met openslaande deuren
klapt alles eensklap dicht
met achterwege laten goed
te zien hoe kozijnen beven

buiten fluit het luidt uit
gelaten goede morgen

dinsdag 21 februari 2006

Kerkhof

Ik loop hier doelbewust in’t rond
een graf een toom een stervensoord
het is de nood die noopt tot dolen
mijn roots ‘t oorspronkelijk woon

ik droomde hier mezelf zoek
lag voorheen te goed geborgen
hetgeen restte het ouderlijk leed
er speelde nog als enkel blad
een windvlaag om mijn voet

de pacht voldaan en geen tegoed
onheil spellend op de zerk verwoord
er heerst een rust in iedere letter

bemost maakt zacht maar harder waar
dat onleesbaar stil de tijd vergaat
het leven hier in vogelvlucht
een schooltje dwaze mussen

maandag 20 februari 2006

doolhof

gewoon een haagaanplant
er overheen de symmetrie
is geen gezicht
tussen de paden rept een stem
zo vreemd gedicht nabij je oor
een andere zijde

stomverbaasd
een steenworp verder
zonder blikken of blozen

niet lullen maar lopen
uitdrukkingloos
de wegen laten scheiden

ergens goed bemeten vanuit dit punt
ligt een weg terug
al zijn dat weer dezelfde wegen
je komt er ooit met tegenzin weer uit

als ik eerlijk ben zwijg ik als een graf
want ik zie en heb gezien
wat anderen ontgaat
het doolhof waar in jij gaat
het doordringbaar geraas

al is het oog verblindend
ik weet nog steeds waar jij staat
het woud van woorden laat onverlet
het ijle van het taxusblad
dat scheidt ons niet

zo giftig als de pit
rondom het vlees
in de kern besloten ligt.
rust mijn verleden
kijk hier pluk ik
de vruchten van

windekind

Koud en nevel

mist aan flarden

regen tegen

wind en ’t kind

vreemd wat je vindt zo’n kleintje

tussen de elementen maar het staat fijntjes

windekind, hemelskind ons aller vrind

toch blijft de ochtend kil

alleen ontwaken in een geeuw

en je ochtendhumeur mist

als nevel om je eigen stemming

speel je mee met de gedachte

ook tranen lijken regen met tegenwind

het zit niet mee m’n kinderliedje’s uit

vrijdag 17 februari 2006

voorjaarszang


Je zou 't maar kunnen zijn
pril nog maagdelijk smetteloos
onbevangen dansen op de zenuw
slopend als een nieuw begin

ademloos ervaren hoe de tintel
van alweer het eerste en nieuwe ziet
stralend voor je uit gaat het

je stelt haar lentelicht
diffuse indruk op het oog
luchtig leven liefdeslied

op de rand van een breukvlak


ik bungel met mijn vertwijfelde voet
over de rand een windvlaag
onrust en beroering van tijd
vluchtweg als bergkam
gezichtseinder voorspellend nader
buig ik naar mijn tenen
verkrampt tenover
het wringt nog in de rug
maar kalm houvast het zit
vlak
gaat de zon ten onder

spellingscontrole

Je zou er een vinger achter willen krijgen

de dubbele bodems er uit slopen
op je gevoel afgaand kringen langs bierviltjes schrijven

en maar blijven hopen dat het er op staat
als hét er op aankomt onzeker weten
en dat bestrijden met huid en haar

met een schrijfout klam in kalm veranderen
letters toevoegen met grip houden in lief hebben
loslaten en contradicties dicteren in dikken en afleren

gewoon afgestompt raken waar het treffend
doelgericht stond uitgemeten een goal
bestaat immers uit twee palen en een dwarsligger

en een lul én er tussen in, ik bedoel de ballen schieten
vaker doel met ontwijken van een keeper
die houdt op en te vaak vast aan opkomend gevaar

woensdag 15 februari 2006

't is grijs

De wereld bol gebonden
aan 't grijs verleden

spreekt zich uit
in bindingsangst

dinsdag 14 februari 2006

er tussen in

Zou je kunnen leven
voor een appel en een ei
jij voor mij en ik halverwege
zo wij ergens daar tussen in
staan voor een habbekrats
minder voor de vuist weg
zeg ons in deze
dat is juist de maat
gewichtig genoeg

maandag 13 februari 2006

tegenover

op het eerste gezicht
staan wij recht
tegenover elkaar nu
zie ik je

in je ogen
verbazing

over de jaren
heen die blikken
zo ontzettend zwaar
en zo vaak bewogen


is het te lang liefde
op het eerste gezicht

gebleven
ik had je lief

zondag 12 februari 2006

Gestamel


Gestamel

neen, zeker het recht doorzee

kan jij daar niet uit ontlenen

alleen mijn eigen stomheid

sla ik daarmee gade

en jij mijn liefste

spreek mij

in alles tegen

het waren dan ook kantje boord

verhalen die ik vergeleek

alles op alles tot in de puntjes

goed geregeld bij iedere ezeloor

waar zelfs de rug gebroken open

sloeg bladerde ik vlug door

En op het eerste gezicht valt het op

dat de eerste en laatste bladzijden

goed verstopt verkleven,

zo vreemd gedicht


donderdag 9 februari 2006

't is later dan ooit

Je laat het toe dat zegt genoeg
zoals je reist ik reis nog liever
achteruit

terug

dan gaat het landschap langzamer
zijn de blikvelden wijder en
komt het niet zo op mij af
gesneld

hoe anders

wanneer ik naar de toekomst kijk
het raast
jachtig vlucht het voort

verschiet alles zeer verdicht
voorbij, ooghoek, wenk,

weg

maandag 6 februari 2006

Dakgoot

Ze heeft een boekenkast
met luidsprekers er in
titels die de schap af springen
in het schemerduister kleurt
de radio op in blauwe letters

haar tv staat voor de avond goed
afgesteld een nachtkaarsje bij het slapen
en 's morgens weer een nieuw geluid
bij het luchten van de ruimten

haar jaren worden stiller met de dag
terwijl de duiven hand over hand
de dakgoot gaan versieren

schropt zij de stoep verzorgt de zerk
en het bezoek krijgt voor vertek
altijd een kleine handreiking
tot de volgende keer

zondag 5 februari 2006

Uitslaand vuur

brandt in 't vel
omrande woorden

het is ook zo waanzinnig stil
van binnen waar jij de mist
optrekt als een deken geduld
met geheel ontklede stem
blust geenzins het gevoel
dat zo dicht tegen het geluid
aan schuurt

dat vuur
niet blust
is mij een wonder

ik keer me af van waar jij kijkt
en zie overal door mij heen
je ogen lachend op mij gericht

er is geen raad
van binnen die
besluit
om mij tegen
je te verzetten

al zet mijn huid zich schrap
ik verbrand
geen letter in die zin

donderdag 2 februari 2006

de G Spot in kruisverband

Geneugt met F mol of G kruis houd je in het midden
welklinkend verband voor gaas op de gevoelige plek
doodbidden melodie om bij te zingen van de vreugd

deel me bij't kozend zo't onbesproken woord verstaat
gevoelig als ik ben op de vingertoppen bespeeld
laat mij al tastend op gehoor met liefde het teveel

beginnen is in een andere zin te prikken
mijn G spot zit daarvoor diep van binnen te
tikken om gewoon weg vrij liederlijk te minnen

Nigra

Vandaag was ik met Els
vannacht heeft zij zich uitgeleefd
en voor mij uitgedost
mooi neergezet in 't wit

goed gezicht wat overdadig
welsprekend zij
vrouwelijk evenbeeld
normaal gesproken in 't zwart

woensdag 1 februari 2006

zinloze tijd

het is de verspilling aan woorden
die de stilte voedt en taal laat
zwijgen op dit verloren uur
sprakeloos de mond hol
maakt van de ademnood

Zo zo zonnig zo bijzonder gezond zo zonder zonde


_of beter_

Watertanden zijn vloeibaar genoegen
langs hét zoet water-bekken
van dit laagste stukje landschap
_én_
bijzonnen zitten zoenen
zonder zonsondergangen zien
zakken zo zoet water
zorgdragend zichtbaar
zeer zeker zielsgelukkig
zwakker horizonnen.

...dit allemaal, zoals je in de ochtendzon zit.
of in de avondzon je gemak vindt.
gewoon een dagje lekker horizonnen.
hoe zou dat zijn?
tot slot een bruin gelaat
of toch meer inzicht in de tijd?

ik weet het niet maar een ding staat;
van de zomer ga ik naar Zandvoort
aan de zee, de hele week horizon-
taal op mijn gemak. gezond of niet :-d

dinsdag 31 januari 2006

Van het genoeg én hoe


Van het genoeg en hoe
ik daarbij kwam stil te staan.

Er was een veertje.
Hoe?
Dat deed er nu niet toe.
Het was gewoon een vederlicht gegeven.
Dwarrellicht zo op gevoel, het woei.
Hoe?
Dat deed er nu niet toe.

Gewoon de wind mee, met tegen zitten.
Het woei en daar telde tere onschuld nog.

Het vederlicht veertje verwoei,
nogal wit, maar wel wild gebarend.
Als lucht gedroeg het zich zo licht
en vervluchtigde zo op de wind.

Een vleugelslag in het gezicht,
het landde in een wervelwind.
Hoe?
Dat deed er nu niet toe.

Pardoes, een plas, met weinig ver-
gezicht. En geen gezicht hoe,
fladder flodder dit prille ding,
vervuild nu in een baggerpoel
verkleefde.
Hoe?
Dat deed er nu niet toe.

In het vuil van wit naar
zwart als op gevoel lijkt het mij
een ware zegetocht. Hoe praal en pracht
van kinderlijk geluk weer
verandert van gezicht.

De dwarrel weer met vaste grond
onder de voeten ter aarde rolde.
Het nuchter weer stond.
Hoe?
Dat deed er nu niet toe.

Het is gewoon wat valt heet leven.
Keert weer waar het uit zichzelf
was neergestreken.
Hoe?
Dat deed er niet meer toe.

Deeltijd

Deeltijd
het beslechte pad en de gebaande wegen
dertig jaar
het brak dat zat en dat was dat
een mensenleven
al viel het dan viel het toch nog tegen.
door en door
zo tegen het lijf gelopen doorleeft als wat
beleefd
ik had je lief vergeet dat niet

Tik tak

mijn broek zakt af en
zit hier nu in zak en as

ze denkt aan mij en ik aan haar
samen zijn wij dichter bij elkaar
zij leest de les en ik de rest

mager is een schrale troost
maar wat dorst het beste lest
is ophouden waar het hoost
neerslag van een beweging

dit op het oog van de beleving

onbezonnen

Het gaat over
neem dat maar aan
goklust
ze gooide hoge ogen
tot in de rode cijfers
doordrongen hij

het is een spel
gespeeld
aan de ronde tafel

is iedereen echt gelijk

kanshebber of verliezer
ze had hem door
en door strippokeren
bleef er virtueel niets over

door onbezonnen
zinnen recht gezet

maandag 30 januari 2006

vaak slaat men de deur dicht
en voelt zich buiten gesloten
en sluit zich in zijn huid op

heel vaak zet men zich schrap
en schraapt het vel van 't bot
kapot en loopt te hoop
gezet om er weer uit te komen

veelal wenst men armen
om zich heen die dat aandoen
wat zo node wordt gemist

te vaak is het stil en is men naakt
alleen maar tot binnen blijven in staat

Voor de hand

uitstekend welkomswoord
als gebaar verstaan
de vlakke hand
ontroerend groet

vuist gebald de kracht
woede ronduit
uit agressief onmacht

Tastende twijfel
in kwetsbaar verstaan
vingers losser
bewegende duim
palmen open

maar verscholen
het meeste steekt
redeloos verdwijnen
ontkennend voor de hand
liggend terugtrekkend

zondag 29 januari 2006

Moes

Moes


Ik ontbeerde steeds meer
heb er de brui aangegeven
en de ruigte van je opperhuid
terug gegeven

het maagdelijk spinnen
in voorjaar met gerief
op het oog van zomeroogsten
een onderkomen dat je mij bood
in jaren dat ik hulp behoevend was
wou vluchten in je schoot

het hutje waar ik gereedschap trof
nog enige geborgenheid
en niet te vergeten
overvloedig
van de stilte gegeten

in jouw kraamkamer van rust
op zoek naar het verval
tref ik nu de guldenroede

je breekt daar gelijk de winterluim
al lopend reiger voor mij uit
of vervluchtend schooltje mezen

het klopt weer achter mij
beaamt de kleine specht

de vete is beslecht
de beer weer los
en dit lucht op

vrijdag 27 januari 2006

Daar gaat zij haar

Daar gaat zij voor mij
huppelend haar lange haar lijn
dansend op de schouderbladen
schreit zij voor mij uit
glansend zwart schitterend

de pracht van haar
geen straal van teken zon
of is zij het schijnend beeld
dat ruggelings voort gaat

in een ommezien
een oogopslag
liet mij daarbij

schrijvend
deze pennen
streek

neemt zo als het is

en door mijn ogen

treedt het licht binnen
zo gezien is het geen gezicht
het is een zaak van zinnen

en verzinnen gaat vanzelf
wat er staat wordt uitgedrukt
wat ik hier aan schatten delf

en zo lees ik het nu eenmaal uit

donderdag 26 januari 2006

Duinriet

Met het zand tussen de tenen
over het duin heen op afstand gezet

de kinderstem ver weg gesneld
aandachtig was meer de zilte smaak

van zomerhuid met wereld door de oogharen
dicht gefilterd licht meer beslommeringen

uitgestald in de beweging die het gras schept
dit spel met diepe zucht is er goed ingelegd

dinsdag 24 januari 2006

Handleiding




voor de draad er mee
zacht de deur dicht
bebloedt kruis op de kozijnen

verder gaan is terug kijken
meer dan een blik van het oog
op de doorgaande weg
sluiproute in het rulle zand

waar geen handbagage staat
met de rust in het stof bijten

verhaal van deze plaats
waar het doodstil staat
uitgeschreven eist zijn tol

langs de kim scheert
rakelings de leegte

maandag 23 januari 2006

Knobbeltje


Knobbeltje
Ze streelde
zachtjes licht
verontrust
een drama
tastend vingerend
haar huid af
een hartslag
overslaande ademtocht
hetgeen benauwde
wond heftig op

Tijdsgeest

neemt u het mij niet kwalijk
dat ik zo onhutst hier sta

ik was naakt en u liet na
mij te omkleden met taal

mijn schaamte bedekte ik
met zwijgen en bleef geheel ontdaan

onteerd in honger verkeerde ik
door 't slijk gehaald zo te verstaan

u ontfutselde slechts mijn naam
mijn hand was ontstoken ik brak

in de regels uitgeteld uit mijn bestaan
in deze pennenvruchten die ik u bood

u genoot mijn voorkeur op het oog
dat ik in levende letters kwam

wees ben ik en wis met bloed
wat dit uitgelezen woord doet

uw oog wendde zich naar mij
en vergat de onderliggende zinnen

Onthoeken

ooit leerde ik in zwart wit
onthoeken waar lijnen vielen
op het oog of in het platte vlak
uit lood geslagen of liefde op papier

gezet of het gedrukt was
ik liep er mee te koop
te los mee uit de hand
op de gevoelige plaat
geslagen overbelichte
ik mijn netvlies op haar

sluitergordijn vertelde mij ondergewaardeerd
dat andere verhaal daar achter gebrand

nog wat verlangen vreemd
uitgebeten witbalans
ik heb licht gezien

nodig op 't rechten
waar de vrouw vertekend
opleeft in de verwachting

zondag 22 januari 2006

en bedenk jezelf eens,

een trein het ritme en het gemak
waar over is gesproken
hoe verbindingen tot stand
zijn gekomen

een wisselgesprek tussen de rails
en een gepasseerd station

weer later vangt de overweging
nog een glimp landschap op
monotoon en gelaten
zie het het aan

dan op het perron begint gezever
men telt de passagiers en komt er uit
de reis was onverhoopt
en kwam zichzelf tegen

een roltrap leidde naar beneden
gaande weg weer frisse lucht
weg van die benauwde keurslijven
tussen de spoorstaven

het is rustig achterwege gebleven
bij het vertrek stond nabij de hal
een fietser met zijn regenjas
hij gebood nog te vermelden
dit is dood spoor een laatste trein

Telling

Laat uw stem eens achter
en klink hol
verwoord eens
gelijk het sappig gewas
tot verdichte regels

en

verblijdt u over stilte
achter woorden rust
een kleine ode uit
getelde zegeningen
een praalgraf
voor de rede

maar

in het holst van nacht
zal het schreeuwend
tegen spreken
laat dat niet misverstaan

Verstronkt



Zo hard de wortel sneller uit het hout
het hars tot nerf verdicht het koud
de ziel er uit tot knoest verstout
sier noch zin dan doelloos fout

Op het breukvlak ijs en water

glanst het vlak staalglad tegen

een spiegel meer duister

dan de hemel in het blauw

tegen ieder licht bestand

getekend naar het scherp

de rand waar zacht vloeiend

water speelt in koude golven

zaterdag 21 januari 2006

deelbaar genoegen











































vrijdag 20 januari 2006

De blinde muur


De blinde muur

(de naakte vrouw en

nog een hond)

zij gebaarde met de hand

de hond en vroeg de aandacht

die de hond schonk terwijl hij

in haar ogen verdronk

ze liep gaande weg een barre voettocht

ze heeft altijd gelijk naar waar ze de rug toe keert

de spanning valt van haar schouderbladen af te lezen

en in haar knieholten breekt dat door

het is een ritme in haar lichaam de beweging

plant zich voort

naar voren toe haar borsten

in een ongedwongen sfeer

de buiging vanuit haar heupen

gebiedt zij de hond te eten

langs de blinde muur het duister

van haar schaamstreek in een lichtval

het beeld stokt waakt en zij hurkt

slapen tegen de blinde muur.

steen voor steen geweten

gevoegd in zwijgen afgelegen

dieper in de schaduwen getreden

gescheiden geraakt getroffen

waar het rust een uitgewoond verleden

een tijdsgeest beeldend weer gegeven

ze ontwaakt en naast haar staat de hond

en gezamenlijk trekken zij verder zonder woord

(naar een bewogen indruk uit het verleden, E.J Muybridge)

woensdag 18 januari 2006

Aards

Aa®d

als of je door de knieën gaat
alles hoger om je heen
het groeit je daalt
in de beweging

het ijs breekt

de beest uit hangen
komt in mij op
met uit laten
van deze stemming
jubel ik mijn schoenen krom

kom trek van leer
dwars door‘t land
van m’n bekommering
uitgekookt reken ik
mezelf aan
hoe rijker worden leven is

een oorkonde voor opzien
tegen alles om mij heen
nederig te aarde blijven
met mijn voeten op de grond
los van de beslommering

als of je door het stof gaat
rust ik languit op de zoden
kloppend op gehoor luisteren
naar groeiend grasen
wat daar valt uit te pluizen
in de zomermaanden
waar alles uitgebloeid raakt
grotendeels meeslepend

als of ik mij herinner
alles
in een oogwenk weten
als of ik mij herinner
alles
in een oogwenk vergeten

Kladjes

Zo op de korrel genomen
oversprong gedrag
een schot
in het wilde weg
geschoten

je verkreukeld en verwerpt
grijpt het aan en strijkt weer

glad vergeten wil je
maar ach de neiging
tot verleden kleeft
aan je vel en strijkt weer

de inkt verveegd
in lelijke halen je hand
schrift driftige hanen
poten thuis m'n jong
leven heeft als prop
papier vele uithoeken

laat je licht er nog eens

overgaan

gedag in zo diep zelden geschonken gemoed

voor verdriet is het een onbegrepen woord
dat zich om keerde in bed als met de rug

gekeerd gekromd ontkend de spanning
op de graat van iedere consequentie

het verstaat me niet meer zoals ik zie
gevoelloos is als weerloos een lege ruimte

waar in het duister je vogels hoort vliegen
door de lucht die langs de wangen strijkt

dit is verlangen in ontkennen van bestaan

ik strijd nu weken tegen mezelf uitgevaren
vervloek de zenuwbaan die ik op gevoel
gekozen heb om jou te laten stromen

in de wereld die ik voorheen omkleed
met mijn huid omsloot als domein

voor enkelen breekt nu met iedere vleugel
slag voor slag mijn blinde gangen uit

dit is liefde die uit iedere porie kruipt
als het was ik zou zweten in het weten
om te vergeten maar het taant te diep

al toon ik me koud en onbevangen
toch knaagt op ieder bot je ziel
die ik versta al blijft het met bestrijden
is ontkennen mij een te hard gelag

vergeef ook
met het vergeten
ik wist niet beter
het slijt nog niet
al druk ik

me dagelijks uit

en van iedere morgen,

scheur ik de bladrand af
met een enkel handgebaar
weet ik van de avond meest het zwijgen

tegen over elkaar
gezet geweten
haar meer nog
dan haar hand
met onbewogen lippen

ogen die de wand aftastte
ze smaakte bitter
bij de laatste koffie

waar het over vogels gaat sprak dat
uit de belijning van haar mondhoeken

hoe de middag is volbracht
uit de heupen goed te verstaan

dinsdag 17 januari 2006

ongeremde weg

zoals eigeel verbeten leven
in ongerijpte staat stijf slaat
tot het geheel eiwit heet

zo ongeremd ik kan geven
in de voering geheel gaat
tot 't mijn geest uitsleet

zo in volle vaart maar even
in de diepte mijn ruggegraat
op ramkoers zoals ik weet

maandag 16 januari 2006

bleek water bijt uit

In toenemende mate en
daardoor mateloos agressief
Waterstof peroxide
schrijnt de huid en bleek
de tanden wit
van de overdreven zinnen
uit de gebraakte mond
bleekwater
goor van chloor voor de vale scheet
haar stoep moet schoon de plee
van kalk ontdaan haar lucht verweerd
zoutzuur
bijtend de vlekken
goed geconcenteerd in je huid
vluchtig nog als gas
stikt het je longen blauw
zwavelzuur
van oude schrijvers
ooit en accuzuur je lost er tot het bot
in op het is als stroop de dood
salpeterzuur
van gele walm en aangetaste dampen
de alchemist verbijt zijn tijd
waar papier vergaat wraakt
zilvernitraat
de wrattenkop gebonden in
koningswater
als graad van verderf waar
het gouden hart geheel verdween
als opgeloste hoop van leven
maar alles bij elkaar nog niets zo sterk als
jeugd
dat bijt je geheugen
als een wijnvlek in de nek
je kop er bovenop
weet van geen zeer maar oud
zweet ziet het wel het etst

het weerzien


,fluistert soms en even later

het is stil in 't bos dan ritselt nog
een telganger
langs de wissel

de jager vergist
zich in zijn schot
windt zich op
spant de haan
vertrekt

met in z'n hand
de oorlogsbuit
een vaderland

achterlatend
ruist een akker
met de vraag
uit zijn mond

ontstolen

op de hoogzit helder
weer hij zal dorsten
en lessen trekken
in het zwijgen

zondag 15 januari 2006

De wereld door mijn ogen heen is er één

De wereld door mijn ogen heen
is er één van doorzichtelijk blauw















waar langs het licht de dijkkruin kapt
en rakelings het zwart hard basalt
weer wit verlicht tot de molshoop
op de kop weer tekenen leven schenkt














in mijn blikveld naar de paarse schijn
de rust hervindt wat open einde heet

is veelal ruimte voor de geest en leven
alle energie uit lucht put met volle teugen

blauw




Het heeft er alle schijn van
dat een getal waarde geeft
aan afstand uitgedrukt gevoel

dat aan het einder
ook opgeborgen rust
daar ik zo gaarne
in mijn geest vertoef
een mijlpaal sla
neerstrijk in gedachte
gewoon dáár dwaal
en jou weer tref
al is dat ogenschijnlijk
het neemt niets weg
wat in mijn bloed
verdronken is
als mijn eigen leven

vrijdag 13 januari 2006

Haarlijnen

en bij benadering volgde ik haar huid
met de helderheid van dit ogenblik
zij weet van weelde en verglijd
met een hand gebarend
mij de kamer uit
het laatste woord spoorde niet
langs oude zandwegen
naar het plezier van spelenvaren

helaas de terugreis
werd onoverbrugbaar
zonder veerpont

uit alle hoeken
haalt zij de stilte aan
die is uitgebroken op haarlijnen
lopen is een halszaak
op de terugweg
speelde zij nog wat
met mijn gedachten

veel-al-niets


veel sprekend is veel-
al nietszeggend daar-
om voer ik altijd licht
aan kleine vogeltjes

en dank je
voor de lege handen
ik vat daar
nu nog minder

voor de kiezen

in zaad gezet tot overleven een eisprong
danste in het samensmeltend blastomeer
opende de vierde klieving op het bevruchtingsvlak
dit was de geslachtbepaling voor de dochtercellen

Zo ligt zij daar met gespreide benen gapend
in balsem wachtend op de weeën in een zoete geur
verhulde de echoscopie nog wonderbeelden
is de vrucht voor het ontsnappen klaar

Schermutselen

Ee strijdtoneel vol lustigheden
ontucht pleegde er bijna zelfdoding

de spuigast stond voor paal
ongesteld zijn tegenspeelster

hier baarde hij zijn lust in onzinnen
en kraamde zij baarlijk nonsens
een bloedbad voor dit onthullend paar
zeer ontsloten zij en hij voor 't stoten klaar

het werd te dol van plankenkoorst
verhit raakte alle zinnen
zij zinspeelde en souffleurde de revue
en liet hem na te spelen als op toneel

een stukje hijgerig publieksgeil mompelde
zo klaar gekomen in woorden
dit was zelden een daad van onvermogen
spelde beide nog de lust hardop hij en
zij werd steeds weker van binnen

het publiek raakte zeer verhit geboeid in ketenen
en zienderogen brak de orgie in de orkestbak
in alle tooaarden kleurde muzikanten klanken

de zaalwacht liep te leuren
met de overdaad van schaamte
bij de toiletjuffrouw
haar miniem handtasje ontsloot in diep geborgen
een ontfutselend verlangen wat hem goed paste

het doek viel ver na de pauze
een ieder zat weer strak in pak vol van verlangen
men toostte op de goede afloop van dit blijspel
niemand wist meer waar het overging in blijvend
te gast zijn in één avond uit het dak rustig
thuiszittend op het gemak te roken

dé 13de

vrijdag op het laatst van de werkweek
een punt achter de eindtijd geplaatst
waar in de arbied op het oog vergaat
tot miniscule handgebaartjes

geluk breekt op een oortje na
de overwinning op het barsten
zijnde stukken achter het servies
verrrekt de pees het kuitbeen weer

goed weggeborgen op gevoel de zwarte kater
hij spint garen bij 't sfeerbeeld van volle maan
glashelder preekt hij in hallo's me tegen
op het oog van de dertiende breekt het geluk

-stuk

de romantiek is onder het trapleer
doorlopend op de sporten blijven kleven
is gevelreiniging achterwege gebleven
ogendoppen ervoor opgekregen

men zegt er is een sprankje hoop dat niets
uitgesloten laat delen dag om te doorweken
spit alles twijfel met peulenschillen onder
de deurmat liegt hartstochtelijk 't fijne stof

donderdag 12 januari 2006

Tokkel


Er valt heel wat
af te pingelen
op ieder toon-
soort al klinkt het
onvervalst


word ik door haar
geregeld op de vingers
getikt

omdat ik teveel noten
op mijn zang heb








toch speel ik
het klaar haar
aandacht snaar
fijn aan te trekken

Het was niet voor niets,



Het was niet voor niets,
dat we uitzaaide onder de hazel
al is die term besmet geraakt
getroffen in je bloedbaan

juist door zaailingen omgeven
en spreekt die takkenbos ons aan
op gevoel was er zoveel in te delen

je mannelijkheid al bij ontluiken
later teer rood je vrouwelijk tonen
daar legde jij je leven bloot

en leggen we je af als loot
zien je verschijnen rond
jouw verjaren groeit 't uit

op dit vruchtbeginsel nu
worden de noten gespeeld
en pellen we in het najaar

het hard gelag beklijfd
al is het koud je bloeit

Vandaag gedicht

Vandaag ben ik gedicht
morgen wellicht anders
maar vandaag
tot woorden ingericht

neem het mij niet kwalijk
om dat te tonen als muziek
is het alleen jouw gezicht
dat mijn stem verdicht
tot klanken en tonen

maar zoals gezegd
vandaag ben ik gedicht
voor woorden ongeschikt

na gedachtenissen op de hoop


Ik herinner dagen, dat hij onder mijn gedichten schreef;
het is niet van blijvende waarde, en dat zijn jouw woorden.

Weet de komma die altijd daarop staat, waar ik je hoorde
ik geen punt daar van wou maken met waar jij verbleef.

Jij, het einde, aan ons verdwijnen voorbij gegaan, is
met mijn gedachten ook de zin van deze belevenis.

Al blijf ik achteraf erbij; voor bidden is hij te doof.
Jij op plaatsen nu, die we omschreven met geloof.

Er dwaalt een bedorven pennenvrucht over papier,
een oog tast verzonken in gebeden nog naar hoop.

Ergens speelt een kind en lachfluistert de moeder.
Aangezien tijd kromt met mijn lijf en blijf ik fier,
ter nagedachtenis nog evenbeeldig, waar ik loop
verdicht de haag: woekert 't bestaan m'n broeder.

woensdag 11 januari 2006

Placebo,

een medicijntje:

tegen beter

(weten)

bevat zelden

(werkzame stof)

zondag 8 januari 2006

morzel

je kan als kind zijn iets smettelozer
maar goed

verder tanend in verouderen verweren
maar nalaten in vertikken

de handen geschiedenisboekjes laten schrijven
waar het lichaam trof

en onder tussen beweren dat de tong
met stomheid geslagen zijn weg zelf daar vond

alsof dat er iets toedoet in dicteren op gevoel

Glimp

geen taal snijdt meer
dan waar het achterwege blijft
in uitbreken van zwijgen

het is niet het onmogelijke
dat met de woord breekt

immer stil staan
is de uitdrukking
van eenzaamheid
waar de rust uit
zichzelf in tegen
spreekt

voet-spoor en daar
goed in achterom
kijkend geheugen

al houdt de winter
koude handen
in herinneren
blijft het verwaaien
van gedachten.

Requiem

beton laat zich vermurwen tot
vergruisend hard
drilt mijn bestaan
tot diep in de gehoorgangen

sla ik pluggen
om mijn bestaan veranker
daar pijn schroevend in
dol draaiend

zo hang ik uit te dagen aan het naakte
van de wand
bekleedt me in haar wezen

zie m'n mens zijn

is volprezen naar zijn tegenbeeld
bewezen
een lijdzaam koud gegeven
-
speel nog in gedachten mijn naam
valt uit de hand
tegen 't beter weten
is dit het geweest de liefde

laat nu eenmaal nimmer
in woorden
uit huid alleen lezen

Het einde.


Sterk toch hoe het orakel
bloedbadend in de grote oeceaan
tot sterven toe bereid
in uitgebeende walviskaakjes
de rust nog vindt aan de boulevard

haar rokje luchtig optilt
in een zomerwaantje vaantjes
aan de viskraam wapperen
en de evolutie voortgang treft
in zure bommen

ergens al krijg je een pesthekel
aan wilde vogels ziektekiemen
op trektocht achter hun instincten aan

morgen schijnt er weer een reepje aarde
op te breken om zich van het menselijk
dom te ontdoen ontlastend dit te weten
zo bergbeklimmen op de wereldbol
altijd boven je hoofd uitkomen

het tegendeel van volslagen ondergang
de apocalypse schuilt in een zwervend regenbuitje
nogal dromerig rondjes draaiend in een oog

ooit breken goede tijden aan
maar dan is het te laat
waarvoor het ergste
te vrezen valt

in duigen drink je
uiteindelijk niet graag
het raast nog wat
maar het is R uit.

zaterdag 7 januari 2006

Harten schoppen klavervier in één ruit gevangen

Ik heb een hart rondpompend ding
het bloed van binnen wellicht misschien
ik sla het aan een ritme loopje op het oog
het ramt de boel ook kort en klein
het klept en klepelt alles aan mekaar

genomen ben ik er door van slag
met klavertjes in het groen gras
dat speelde parten ook met mij
nog wat schoppen van een ruitenboer
die ongenoegelijk spuugzat was hier
en het geheel van lijf en leden
van het weelderig tapijt afhaalde

het leek vuil beddengoed
je rukt het af nagebruik
een schoon gewapper lucht geeft adem
op de slaap.

ik verdwaalde van het hartenpijn
in droomvertrek een duivels kunstje

er was een snoepje van de week
kleuren van de toverbal
ik genoot in volle teugen

helaas bleek het sabbelding
een lik teveel de kleur verschoot
droop er af van nut en nood
ontdaan de smaak viel tegen
ik ook mijn huid verschoten

op het oog
en dat alleen
maar op de stoppen
waar de ader door
al het bloed ontsnapt
wat ik jaar lang zorgvuldig
had laten stromen
als ik nu een mesje had

dan kon ik tonen
dat in dit vat
nog warm van stromen
eerder rood

het vloeit alleen
door de huid te verwonden
helaas voor klaver tien
een mijn te gevulde hand
de ruiten heer mijn eigen gat
waar tegen hartenvrouw
weer trapte

de kaarten zijn goed
geschud en afgelegd
voor overleven
is alles wel gezegd.

kinderspel

van vooraf aan beginnen
de tel kwijt raken
met stoppen doorslaan

tikkertje op de vingers
spelen hand over hand
met duimen draaien

met de tijd ongeduldig
baantjes hinkelen
op twee gedachten

verstoppertje ermee
spelen is kinderlijk
eenvoudig

tegen het verlies
van de verleden
tijd is kaatsen met
de bal verwachten

en janken
met tuiten
is huil je balkje
op z'n minst
maar traantje
ach traantje
neem mij niet weg
wat uit het oog is
genomen maar
blijvend nog
prikt.

zo! dichter

ik schrijf me meer dan uit
en dicht daar in de regel
niets dat eerder al niet
het daglicht zag in
0
komma niets toch
voel ik me verlegen
in spaties die steeds verder
alle regels van elkaar drijven
in dit neer te schrijven

zo dichter ik dichter wil
zo wijder gaat het uit
1
temeer ik niet kan uiten
waarom het gedicht
zo besloten blijft
tussen
2
én zo uitgedrukt
het meer omvat dan in
3
woorden de oorsprong zit en
in m'n weten met samen vallen

met gesloten strofen gedicht

Ze las me eens in onvolprezen zinnen
voor een nieuw jaar dit om te beginnen
een luisterrijk pallet van woorden voor
en ik hoorde er de blanke parelen in koor

van zoveel liefde nog omgeven was die taal
schommelend uit haar bovenbenen tot verhaal
een goedverstaander zoals ik in ongerepte voeg
trof mijn oogopslag verliefd waar ik om vroeg

hier stond het klare in goed uitgemeten woorden
tooide klankkleurbeelden diep in mijn geheugen
verheugd over zoveel trefkans in duizendschonen

ik wist me een paleis te rijk dit huis om in te wonen
ieder venster glom gedicht geopend nog volle teugen
helaas gesloten strofen met te zangerige akkoorden

Weers-voorspel(ing)

Boven mijn hoofd pakken
in de ochtend
wolkendekken van mijn verstand
samen tot een grijze duisternis

een misttroostig onderkomen
gister nog stralend en staal blauw
helder tonen een ander verhaal
vandaag is het vannacht

een nimmer dovende kaars
als waakvlam
voor het leven te weinig licht
om te sterven
weer teveel sprankje hoop

regen zou wegspoelend
in een behoefte volstaan
als ik weersprofeet
met enige voorspellende waarde
de tijdsgeest van na de nieuwslezer
uitgezonden boodschappen gaf

op wat te wachten staat
met wat er op de kaarten is te lezen

ooit komt er zon boven de wolken
uitgerezen al lijken dat nog wolven
in een ander verband

vrijdag 6 januari 2006

huilen voor het onweer uit

van de regen in drup door de jaren heen
overlopend water emmersvol verlangen
schuilen voor het onweer maakt donder
waar met bliksemschichten

afdak tegen neerslag biedt beschutting
op het oog genomen omzien in buien
overdrijven daarin heeft ook zijn zin
gehad als overleven met uithuilen

In de coupe

zij schrijft de regels voor hem uit
hij spint er garen mee en sputtert

er tegenin een voortrazend verhaal

zo eerste klas goed gezien recht
tegen over elkaar gekrulde zinnen
gespannen pro en contra's

tegenlicht in voorkomende gevallen

zeg sprak zij in volle lippen hij luisterde
met teugen bij wijze van spreken
er dwaalt een gedachte langs ons zaam

laten wij het tegenvallend samenvatten

De tegenspeelster

Ze kromt haar tenen
voor het gerief uit
een pleisterplaats van hartzeer
in de treurnis om het moederschap
van de kinderloze vrouw

op de heupen heeft ze het
gekregen een zinvol toneelstuk
vangt aan nabij het vallend doek

ze klampt het spreekgestoelte aan
op de voorste rijen op het oog
van de zo kommervolle zaal
waar rouwvol voeten schuifelen
en traanvocht om het bestaan

de emotieloze uren tot de pauze
en tot het volstaan van gaapwond
viel in koor te horen naast de popcorn
zacht zorgvuldig kneuzend de wens
uitgesproken

het werd feest in de voyeur
baarmoederlijke nagalm sprak zij
in klaagzang onzinnen van haar
verwachtingspatronen

en applaus viel haar ten deel
weinig rest dan lege zalen
na een oorverdovende ovatie

ze weende van de plankenkoorts
in haar knevel protesteerde
nog haar kroost op het dagverblijf

het was uren al verveeld
ook moederloos hun furore
of was het stemmingmakerij
een echtgenoot haar acteur
verzon het vaderschap ter plekke
de éénakter een wezenloos verhaal

ze kraamde slagzinnen aan elkaar
en viel schromelijk uit haar rol
haar maagdelijk gladde buik
in alle blankheid van het toneel
gespeeld

Weer lente

sterft er ook veel af
vertrapt geeft ook diepte
in mijn ogen

niet geloven dat zoveel
in minder dan weinig
verandert door tijd gestraft

opgenomen uit eerder
warmde handen nog
de pen vruchten

het wint daglengten
berusten in vergeten
op het oog vernieuwt

er niets

hard aangevroren
grond onder mijn voeten

en

koffie na de wandeling
zwarter dan ooit

kus wat dierbaar was

én

keer de rug toe
naar die jaargetijden

donderdag 5 januari 2006

het b'oogt nimmer zo 't al oogt

een torenhoog verlangen en
daar muisstil in gevangen

gelijk een kerker op het oog
lekker mager droog
het z'n bekomst krijgen
van wachten op die regenboog

waar langs het schuttersgat
de tralie breekt uit de eerste orde
eindelijk die kleurenpracht
gevangen schoon verlangen

maar wat wil is niet hetgeen
al geschiedt het nimmer zo 't oogt
het b'oogt gewoon een luchtalarm

zegeningen komen nimmer uit te hoog
al spant het er om knapt vaker
het verwachten uit de lucht
gevallen neer

wellicht is het een testcase
voor het botte hoofd
tegen de muur geramd
en afgepoeierd weer droog

Het ik

onwaarschijnlijk zeker
dat wel grotendeels ik
het ik in mij stevig
verankerd

in mij

groeit in doelen
boven zichzelf

-uit-

het ikbeeld een hoopje hersen
schors met rond spelende belangen

wij zijn het met elkaar eens
gewoon leven met wie ik ben

het zijn is ik en ik alleen
maar wel een haartje beter

in mij

woensdag 4 januari 2006

Valse schaamte

je loopt te hoop
op zekerheden

een afgezaagde deurbel
van oververwacht bezoek

het is de schroom die
in je ontwaakt

bloedmooi voor een goed doel
dit is nieuw jaar op de kapstok

en een neer gesmeten mantel
uitgeveegd en je neemt een afdronk
op de afloop

zij moet een vergissing zijn
in het voorportaal
wordt het glas geheven

Onderhanden genomen

Mijn handen gewassen
om naar uit te kijken
te kunnen reiken treffen



gevouwen om de hoop
zo de wil eromheen
geslagen



uitgestoken om het moment
te komen nabij de palmen


zo willen ze zijn
vragend zo te zien

ze zijn er
klaar voor
staan ze
hopeloos
vastgelegd

Waar ik in verbijstering niets versta

Waar ik in verbijstering niets versta

als ik nu naar buiten staar
staat de winter glas helder
krakend blauw voor ogen
een glans van paarse schijn
nabij het eigen gezichtseinder

geeft treffend stralend weer
hoe dagen tellen van de eersteling

hij vertilde zich aan kilometers
zonder enig verstaanbaar woord
een echolood in aarde wal gevangen
peilloos diep bevend op mijn stemgeluid
de nagalm rondzingend onvermogen


waar reeds het eerste licht de kim
doorbrak in het centrum van tijd
geestverschijnsel verruimend gemoed

duister verdringend op mijn eigen huid
hij verslaat mij goed op gevoelige snaren
speel mijn tonen en ik dans de wereld naakt

Steeds lichter

  1. al loopt het verder voor mij uit
  2. en ik daar doorgaans achter
  3. blijf ik hier vandaan gaan
  4. steeds vaker licht kalend
  5. en lichtvoetig door de jaren
  6. op spoor gezet mijn tippelzone
  7. deze weg vervolg ik allicht
  8. de kurk was al van de fles
  9. en loopt het leeg al loopt het los
  10. het water stroomt de badkuip
  11. uit

achteruit ziet het weelderig groen

maar toch herinner ik mij
zomers vol koekoeken en
weiden groen er voor

aan mijn voeten loopt het los
met het landschap door elkaar
genomen rechte getrokken
en wat propperig de bomen

het groen tussen hun tenen
vertellen dat het essen zijn
blozend rood het korstmos

ik dwaal verder met spaarzame haren
uitgewaaide jaargetijden als oude kranten

ik zie nog de koppen in het water
verzopen of heet dit nu bezopen
verleden tijd verwrongen beelden

en toch herinner ik mij nog de koekoek
het jong dat onheilspellend bedreigt
het nest verlaat dit om te overleven
ik ben alleen begonnen dit nieuw jaar

Neigen

Aan de zomen tikt
de regen langs mijn jas
stijf aangevroren staan
mijn handen van mijn lijf

de bomen aan de verte
doen nog moeite
in het neigen met de kronen
in het duister
aan elkaar geslagen

het is langzaam vandaag
ook mijn bed te traag
al slaap ik met het mes
nog op de keel

ontwaken doet het weer
en wrijf het morgenrood
mijn ogen uit

dinsdag 3 januari 2006

rUST

Een oever goed gekleed in wintertinten
opvallend riet ooghoogte omsloten stilte
niets beweegt en kraakt de ijsgang zacht

bijna vrouwelijk zoals de huid weerspiegelt
over het maagdelijk water een winterbeeld
er treedt weer passend gevoel mij toebedeelt

geen lotgenoot geen deelbaar feit dan spijt
dat bloot gelegd in uitgekleedde zin begrepen
een tijd als in dit habijt van leegte mijn geest

bespeeld met te hooggespanne snaren stijf
teveel hard de nagel er op gebroken klank
ijl glijdt de spinrag door mijn haren

Het weg Wezen

Op de vlucht geslagen
en nimmer om

kom vraag en zoek
het is de weg
die zoek is

dit wezen verdwaalt
daarin

geen schijn
van kans

maakt hij zich wijs
een toontje lager

onderdrukt het wegwezen
te nauwernood

wenst zich niets
het weg wezen

Zoek

je bent de weg kwijt
iemand vraagt je naam
je antwoordt gewoon
herkenbaar

hij gaat knikt en gebaard
ginder je neigt ertoe
maar gaat

dit is een keerpunt
een openbaring op het oog
je verwacht wijdsheid
minder is waar

een oogwenk voor je
schaduw uit

Een bijna onvoorstelbaar geval


zwijgend R zijn is dichter worden bij wie ik graag ben.

Ergens op de jaargrens
staat nog een douanepost
gesloten op de laatste dag
verwacht geen stormloop
naar het onbegrensde
ook volgend jaar
bakend dat goed af

tel nog wat zegeningen
zo omhand ermee leven
kan hoop geven en tot slot
merk op hoe stil zwijgen
is


IJsfontein


IJsfontein

Een feest om mee te beginnen
licht verveelt maar nooit bevroren
blijft het stromen ongewoon

vals sentiment hoe schoonheid
tot kristal helder het gerief
omgeeft op het oog

een ijsfontein maar water
in het hart dat spelenderwijs
verhard tot pegel


Het staat in ieder geval netjes

zo, 't oud jaar opgeruimd
het staat netjes afgetuigd


zo sla ik goed ingevouwen
de droomboom op
in kartonnen dozen

als of ik iets onmogelijk doe
bijvoorbeeld de liefde
bedrijven

als of ik iets kwijt ben
op mijn gevoel geraakt
alleen niet en niet waar

opbergen is een vak
apart in mijn hart
is terugkerend
de ruimte

lege kamer met een foto
hoe de sfeer daarvoor
nog was in kleine lichtjes

goed beschouwd breek ik
op gevoel niets af maar sla

in mijn geweten iets minder
op in het volgend jaar

Ongeneeslijk lief


Ik heb een hondje
schoothondje zo je wilt
het is een zij nog onbehandeld
maar onhandelbaar
op z'n minst

ze heeft mij daarbij
ik voor haar slechts
te delen voor elkaar




ik dien de brokken
(ook in mijn keel)
buiten mij heeft zij
haar speelmaatjes
waar ik dan sta
gaat zij gewoon

haar gang daar
heb ik geen kaas
van gegeten

hoe speelt zij dat
klaar te weten
hoe te spelen
met haar maatjes
beurtelings maar
nimmer voor elkaar

maandag 2 januari 2006

Spoor niet bijster

Vanwege dat desolaat gevoel
gelijk het mierenspoor omhoog
ontelbaar leidt tot bijster
een knak in mijn gedachten

doordat gebroken nanachtelijk
uur waarop de richting zoek
ik tuur in afgezaagd clichê
hoe onmogelijk nog de groei
verzaagd in afgestompte zinnen






omwille van het laatste genoten
goed gekozen luisterend loot
dat hoop put uit gezaaide twijfel
weet in kiezen waar gezekerd wordt












vluchtweg in dunne lijnen
uitgeschreven op het oog
enkel lezen wie nog dorst
als om de haverklap weer
op de korrel ik mezelf oogst

zo schrijft mijn hand
in vertrouwen neer
als uitgesproken zin
hier weer de hoop
dat iemands woord
mijn blad omslaat

Gesneden koek


uiteengeschreven las ik terug gelezen
als scherven weer tot een geheel

je zag in woorden veelal vlees
wonden waar ik me later over
verwonderde een gebroken taal

teveel en weer veelal te vaak
rustte er de stomme taal
van geestverwanten

later zoveel later alweer
sprak jij mij daarop
aan die tijd is niet mis
mits je het niet verloren
laat staan in de geest van
wie het verleden leest

zondag 1 januari 2006

Half werk

Het is nieuw dit jaar in eenzaamheid besloten
vreemd grijs van sneeuw ontdaan de straten
iedereen ligt uitgeblust bezat nog achter oogleden'
te staren op wat ze allemaal is aangedaan
met wensen en die uitkomen als het ontbijtei
hap wit verlangen in gestolde gele tegenzin

Mijn jaar in noorderkwartier begonnen
vreemde vrouwen zoenden mij geluk toe
op beide wangen en hun mannen schudde
welgemeend ook van verlangen mij de hand
die volgens hun zeggen ik goed vrij
gemaakt heb en wel moet weten wie ik pak

het klinkt hol als mijn gedachtengangen
nu ik hier zo buiten treed in ieder stap
verstild nog gedempd het oude jaar
ik verloor meer dan ik aan had en mis
misschien temeer mezelf nog in overleven

stille nacht


Het is uitgewoond vandaag
toegeslagen rust uitgebeeld
in stank en walm in vuile straten

ik ontwaakte in haar dit jaar
maagdelijk schoon trad zij
omhelsde mijn verlangen

en sloeg me ogen
naast de vrouw op
die ik beluisterde
in mijn ademhaling

er is een tijd aangebroken
waarop jij staat haar huid
een landkaart vol verlangen

een nieuw jaar kan niet beter
dan met dit treffen kom laten wij
nog even rusten in dit laken

wit verlangen bij nader aanzien
bleek geen droom waar ik door
ging maar omsloten in haar lijf

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Blogarchief